We waren door Ineke al gewaarschuwd. In de herfst en de winter komen de muizen op de warmte en het eten in huis af. In de cave, een tientallen jaren na de bouw van het huis aan de Noordwestzijde tegen het pand geplakte pijpenla, waar het in de zomer zo lekker koel blijft, lagen diverse gebruikte muizenvallen. Nadat ik bij een bezoek aan de cave wegschietende muizen dacht te horen besloot ik de vallen eens te gaan uitproberen. Nog geen half uur nadat ik een stukje kaas had bevestigd aan een aftandse val hoorde ik vanuit de keuken een klap en had ik al beet. De dagen daarna roeide ik een hele muizenfamilie uit en werd het rustig, bleven de vallen leeg ondanks heerlijk ruikende franse kaas.
In huis viel met regelmaat de stroom uit. Voor de koop had ik al gezien dat het elektra nodig moest worden vervangen. Door houten profieltjes liep linnen bedrading en hoog tegen de muur zaten raar soort porcelijnen smeltzekeringen. Op sommige plekken aan elkaar geknutselde, geprutste snoerzooi.
De hoofdzekering sloeg met regelmaat door alsof er kortsluiting was en op een ander moment kon een gedeelte van het huis plotsklaps zonder stroom zitten wat zich zonder aanleiding ook weer kon herstellen. Wat de hoofdzekering betreft ontdekten we dat dat gebeurde als we enkele apparaten tegelijkertijd gebruikten. (goedkoop abonnement, weinig vermogen). Als we niet te veel elektrische apparaten tegelijkertijd aan zetten ging dat goed. Maar het zo maar uitvallen van stroom in een gedeelte van het huis was raar. Het aanpassen van het elektra zou prioriteit krijgen bij de te plannen klussen. Ik maakte foto's van de elektrische installatie zodat ik, weer thuis, elektra-les bij mijn zwager en handige vrienden kon nemen.
De grote Godinkachel in de zitkamer brandde slecht en de rook werd nogal eens de kamer in geblazen. "Als de wind verkeerd staat wil hij wel eens wat walmen." zei Rody bij de overdrachtrondleiding. Walmen was een wat voorzichtig woord. De kamer was soms niet te gebruiken. Het was mistig, de ogen traanden en dan moest de buitendeur open om te luchten.
En verder ging het volgens mij wel. Nou ja, er was natuurlijk de kou. Wintersportweer kwam er in mij op toen ik het weer beschreef aan mijn broer die nieuwsgierig belde.
"Overdag als de zon schijnt is het prachtig, kun je veel buiten zijn en zelfs uit de wind in de zon lunchen. Maar als de zon onder gaat dan koelt het snel af en gaat het behoorlijk vriezen. Dan moet je naar de kachel of als de wind verkeerd staat naar de open haard in de andere kamer."
Toen ik aan kwam dacht ik dat ik maar drie dagen zou blijven maar ik paste me aan de omstandigheden aan. Veel lagen kleding over elkaar, thermo-ondergoed, een muts op. Ik ontwikkelde nieuwe routine. 's Ochtends na zes keer aftellen sprong ik uit bed, hees me snel in mijn klerenmassa, krabde een ijsbloem van het raam om te kijken wat het weer deed buiten, stak de door ons bij de Castorama gekochte gaskachel in de keuken aan en vertrok met Sus voor een rondje dorp. Langs het paard die, tot woedende jaloezie van Sus, een stuk overgebleven oud brood kreeg, naar de tabak voor le Progres (de krant) en dan door naar de bakker voor brood en croissants. Weer 'thuis' was de keuken wat opgewarmd, Lies al uit bed, de thee klaar. Met een kussentje onder de billen als hulp tegen de de koude stoelzitting ontcijferden we de krant met een bijzondere belangstelling voor het plaatselijke nieuws, luisterden naar een krakende wereldomroep voor de buitenlandse weersvooruitzichten op een aftandse transistorradio, dronken koffie met opgeklopte melk uit een oude SEB koffiepergolator, en maakten plannen voor de dag ofwel: "Waar gaan we vandaag wandelen?"
Overdag waren we buiten, genoten van het prachtige weer en verkenden de omgeving. Als de zon onder ging waren wij weer binnen bij kachel of open haard en maakte Lies de meest zalige maaltijden uit Franse kookboeken.
Douchen deed ik aan het eind van de middag. Daartoe moest ik me altijd even voor oppeppen. In de ijskoude doucheruimte stond een vooroorlogse bijzetgaskachel nog van de moeder van Ineke geweest. Die reed ik richting douchecabine. Ik stak hem aan en liet de warme kraan van de douche een tijdje lopen totdat de damp boven de cabine uit steeg. Dan razendsnel uitkleden en bibberend onder het miezerige straaltje langzaam ontspannen. In de winter hoeft de koude kraan niet worden opengedraaid, dan levert het keukengeisertje dat, zonder rookgasafvoer, in de badkamer hangt net genoeg warm water om het tijdens het douchen niet koud te krijgen. En terwijl ik me onder het miezerige straaltje haastig stond in te zepen luisterde ik gespannen of de geiser niet uit zou gaan ten teken dat het gas op was want dat kondigde de komst van ijskoud water aan. Klaar met douchen, voor het kacheltje snel afdrogen en aankleden en naar beneden voor glühwein (gloeisaus volgens vriend Juk) of een glas eau de vie van Maurice de buurman.
1 opmerking:
Heel herkenbaar tot aan de douchecabine aan toe...
Een reactie posten